Het moet één van de meest besproken begrippen zijn in deze quarantaine periode: nabijheid. Deze week nog trok onze minister van binnenlandse zaken gewild of ongewild er een discussie over op gang. Mensen zouden niet verplicht worden om, zoals in Frankrijk, te wandelen in een perimeter van 1 km van hun huis. Dat zou al te gek zijn. Maar een fietstocht van 50 km dat was ineens verboden. Hoe hij daarbij kwam mag Joost weten, want er was de vorige dagen nooit gezegd hoe nabij we onze fietstochten mochten maken. De Crem sprak voor zijn beurt en had het verkeerd begrepen. Of had te veel geluisterd naar een te ijverige politie die het ook niet meer wist. We mochten dan gelukkig toch verder van huis, zo lang we maar 1,5 meter afstand van elkaar houden.
Dat we elkaar niet te zeer ‘nabij’ mogen zijn, is één van de meest lastige gevolgen van deze pandemie. Het gaat in tegen onze natuur om elkaar niet aan te raken of te knuffelen, geen handen of kussen te geven. Zelfs als de maatregelen versoepeld worden, kan het nog maanden duren vooraleer we ook fysiek weer elkaar nabij kunnen zijn. Dat wordt niet evident. 1,5 meter blijft dus de veiligheidsafstand. En dat is niet alleen voor virussen. Wie als automobilist een fietser veilig wil inhalen, moet ook 1,5 meter afstand laten tussen de auto en de fietser. Dat betekent natuurlijk ook dat op veel kleine wegjes van amper 3 meter breed de auto achter de fietser moet blijven. Deze zijn m.a.w. de facto fietsstraten, zelfs zonder rode markeringen of borden.
Nabijheid en mobiliteit zijn erg aan elkaar gelinkt. Wie dichtbij winkels of een station woont, weet wat nabijheid betekent, namelijk minder afhankelijk zijn van de auto om zich te verplaatsen. Gek genoeg zorgt meer nabijheid net voor meer mobiliteit en niet voor minder. En als veel mensen zich minder verplaatsen, dan stijgt ook de mobiliteit voor anderen. En komt er veel tijd vrij voor andere dingen. Zich verplaatsen kan leuk zijn, maar als we dat met te veel op hetzelfde moment doen, gaat het fout. En worden we minder mobiel in plaats van meer.
Kortom, onze mobiliteit en nabijheid zijn in volle beweging. Als we ons niet kunnen verplaatsen, is het eerste wat in ons opkomt het gevoel van ‘beperking’. Maar het kan ook anders zijn. Ik was zo blij deze week dat ik een vergadering van bij mij thuis met webcams en 10 andere mensen kon leiden en we op het einde van de vergadering met z’n allen vaststelden dat we goed gewerkt hadden, zonder dat 1 iemand zijn huis had verlaten. Het was zelfs nog straffer. Dankzij deze technologie had iemand de vergadering live vanuit Nieuw-Zeeland kunnen bijwonen. Iets wat anders uiteraard onmogelijk was geweest. Je kan dus ook nabij zijn vanaf de andere kant van de wereld, zonder je ook maar 1,5 meter te verplaatsen…
En nog een laatste iets wat me deze week bijzonder opviel. Sedert de corona-crisis doen mijn partner en ik iedere dag samen een wandeling van een uurtje. Heerlijk om eens buiten te komen, maar vooral heerlijk ook om te zien hoeveel mensen het wandelen ontdekken. En nee, niet in de Ardennen, de Alpen of aan het strand, gewoon in onze eigen NABIJHEID. Wat me vooral opviel was dat veel meer mensen dan anders elkaar weer spontaan groeten. We houden afstand van elkaar, maar zijn toch weer een beetje meer nabij. Geweldig toch!